GEDRAGSCODE

Credo

Biomassa is momenteel de grootste bron van hernieuwbare energie in Nederland. Om onze energie- en materialenhuishouding in de komende decennia te verduurzamen en meer circulair te maken zal de inzet van biomassa verder moeten groeien. Dat geldt voor de productie van materialen en chemicaliën en van energie. En daarmee dus ook de aanwas ervan.

Een belangrijke voorwaarde daarbij is dat de inzet van biomassa past in de transitie, dat de duurzaamheid ook in de keten voldoende geborgd is en dat projecten worden ontwikkeld met betrokkenheid van de lokale omgeving. Deze gedragscode legt op deze punten concrete afspraken vast waaraan BEON-deelnemers zich committeren. Omdat een goede gedragscode een levend document is, bevat deze ook een aantal afspraken over het actualiseren ervan.

De gedragscode bevat afspraken over de volgende onderdelen:

  1. De toepassing van biomassa
  2. De ketenduurzaamheid
  3. Betrokkenheid van de omgeving
  4. Emissies
  5. Reikwijdte, monitoring en actualisatie

BEON deelnemers die niet zelf biomassa toepassen maar optreden als onderzoeker, adviseur, leverancier, etc. promoten in hun werkzaamheden duurzame toepassing van biomassa.

Afspraken

Toepassing van biomassa

De kracht van biomassa is dat het voor heel veel toepassingen ingezet kan worden. Tegelijk geeft dat veel discussies over de optimale inzet van een grondstof die uiteindelijk ook schaars is. Deze gedragscode gaat niet in detail aangeven waar biomassa wel en niet voor mag worden toegepast. Het SER-advies over biogrondstoffen heeft daar een richtinggevend kader voor, maar voor concrete projecten zit hier enige interpretatieruimte in. Een verantwoorde ondernemer zal altijd serieus overwegen hoe een te ontwikkelen project past in een steeds verder verduurzamende toekomst. Overwegingen daarbij zijn bijvoorbeeld:

  • Hoe verhoudt het biobased project zich tot andere duurzame technieken, zijn er duurzame alternatieven die hetzelfde nu al kunnen leveren tegen redelijke kosten?
  • Hoe past de biomassa-optie in de verdere verduurzamingsstrategie van het bedrijf? Is het een onderdeel van het duurzame eindbeeld of een logische tussenstap?
  • Reduceer je in de volledige keten van grondstof tot product substantieel CO2?

1.1. Bij de voorbereiding van een nieuw project maken deelnemers een analyse van beschikbare opties en onderbouwen waarom de inzet van biomassa past in een verdere verduurzamingsstrategie en leidt tot een substantiële CO2-reductie.

Ketenduurzaamheid

De ingezette grondstoffen moeten duurzaam zijn gewonnen: de biodiversiteit dient beschermd te worden, bosarealen mogen niet afnemen door de inzet van energiehout en CO2-emissies moeten met ten minste 70% te verminderen over de gehele keten. Dat geldt voor energieprojecten die gebruik maken van biomassa, en het is relevant voor andere biomassa-toepassingen én voor andere energietechnieken. Bio-energieprojecten moeten voldoen aan de duurzaamheidscriteria in de Europese Richtijn Hernieuwbare Energie (RED).  Voor biomassa voor energie zijn al veel systemen ontwikkeld waarmee de duurzaamheid van de winning van de grondstof aangetoond kan worden. Deze certificeringssystemen zijn ook duur en kleinschalige lokale aanvoer uit bijvoorbeeld landschapsonderhoud kan vaak niet alle administratieve lasten dragen die horen bij certificering.

2.1 Bij inkoop van grote volumes zijn deelnemers bereid om de duurzaamheid aan te tonen met een NTA8080-certificaat of vergelijkbaar. Dit geldt voor projecten groter dan 5 MW voor houtige bomassa en 2 MW voor vergistingsprojecten. Als dit voor bepaalde reststromen administratief nog niet mogelijk is, zullen deelnemers actie nemen om dit alsnog mogelijk te maken.

2.2 Bij kleine volumes borgen deelnemers de duurzaamheid door transparantie over de herkomst, het type biomassa en de omstandigheden waaronder geoogst wordt. De deelnemers zijn bereid om in de praktijk te laten zien hoe de keten werkt.

 Betrokkenheid omgeving

Goed noaberschap is belangrijk. Ervaringen uit het verleden leren dat het essentieel is om al in een vroeg stadium het gesprek aan te gaan met de omgeving, daarbij informatie bieden die aansluit bij de behoefte die in de omgeving leeft, en in het ontwerpproces ruimte te hebben om rekening te houden met wensen en zorgen vanuit de omgeving.

3.1 Bij de voorbereiding van een project dat een stevige impact heeft op zijn omgeving, doen deelnemers een verkenning van de sociale kaart van de omgeving, en gaat daarbij na welke mogelijke punten van aandacht en informatiebehoeftes leven.

3.2 In een tijdig stadium, dat wil zeggen vóór de vergunningaanvraag, gaan deelnemers in gesprek met de omgeving over de vormgeving van het project, met aandacht voor de punten die uit de verkenning zijn voortgekomen. Daarbij gebruiken deelnemers betrouwbare informatie; zo nodig in te brengen door een externe partij.

 3.3 Centraal in het contact met de omgeving staan wederkerigheid en goed noaberschap: begrip kweken voor nut en noodzaak van het project, en rekening houden met omgevingswensen waar dat kan.

 3.4 Ook bedrijven met een bestaande installatie tonen goed noaberschap vooral bij het betrekken van de omgeving bij belangrijke ontwikkelingen van de installatie.

Emissies

Emissies van bio-energie installaties naar de lucht, vooral in de vorm van stikstof en fijnstof, zijn een veelvoorkomend punt van zorg vooral bij mensen in de omgeving. Uitgangspunt blijft goed noaberschap waarbij deelnemers de overlast van bio-energieinstallaties zoveel mogelijk willen beperken en transparant willen zijn over emissies.

4.1 Installaties houden zich zonder voorbehoud aan de wettelijke emissie-eisen. Deze behoren tot de strengste van Europa. Daar waar mogelijk, streven deelnemers naar nog lagere emissies om overlast op de omgeving tot het minimum te beperken.

 4.2 De deelnemers zijn bereid om monitoringgegevens van emissies te delen met de omgeving.

Reikwijdte, monitoring en actualisatie

Een gedragscode leeft pas wanneer hij gebruikt wordt, wanneer deelnemers elkaar erop kunnen aanspreken, en wanneer de gedragscode met enige regelmaat geactualiseerd wordt.

5.1 Er is een commissie gedragscode, deze wordt gevormd door de BEON-Taskforce Duurzaamheid.

5.2 Partijen kunnen zich melden bij de commissie wanneer zij vinden dat een deelnemer zich niet houdt aan de gedragscode. Voldoet een deelnemer, ook na herhaaldelijke waarschuwing, niet aan de code dan zal de BEON-deelnemersovereenkomst worden ontbonden.

5.3 Tweejaarlijks beziet de commissie hoe de gedragscode werkt en of aanpassingen gewenst zijn.